Rugproblemen door een extra wervel. Rugproblemen komen bij alle rassen voor en helaas ook bij onze Belgische herders. Een van de oorzaken is de aanwezigheid van een extra wervel. Normaal gesproken hebben honden 7 lendenwervels. Soms heeft een hond echter aangeboren 8 lendenwervels. Vaak zit dan voor het sacrum (ofwel heiligbeen), een extra wervel. Dit kan veranderingen in de bewegingsmogelijkheid en stabiliteit van de rug met zich meebrengen en eerder kans op aandoeningen zoals spondylose en vergroeiingen, zgn. bruggen, in de rug. Bij de Belgische herder komt deze afwijking ook voor. De extra wervel kan de reden zijn voor een vroegtijdig moeten stoppen van de sport door pijn en uitvalverschijnsels in de achterhand. Ook voor de ouder wordende huishonden is pijn welke ontstaan is door deze afwijking verschrikkelijk. Het aanwezig zijn van deze extra wervel is erfelijk. Dit maakt deze afwijking tot iets om terdege rekening mee te houden in fokkerij. Een aantal fokkers (voornamelijk van de Mechelaars) controleren de ouderdieren al op de aanwezigheid van een 8e lendenwervel. Al vanaf een leeftijd van 7 weken kan men via een röntgenfoto de aanwezigheid van een extra wervel aantonen met een zekerheid van 95%. Ook is het mogelijk om op latere leeftijd, bv. bij het maken van de heupfoto's, een extra foto van de rug te laten nemen; de kosten hiervoor zijn niet erg groot. De BHCN wilde dit probleem verder onder de aandacht brengen en de discussie op gang brengen. Gezien de erfelijke aard van de afwijking zal dit probleem en eventuele maatregelen verder besproken kunnen worden in een fokkersoverleg. Nadat dierenarts Jan Kooken al een artikel voor de KNPV schreef, geeft hij voor de BHCN een artikel over wat deze afwijking inhoudt. Rugproblemen bij onze sport/werkhond Van alle werkhonden zijn rugproblemen de 3e oorzaak van vervroegd pensioen. Ter verduidelijking: de normale wervelkolomformule is C7-T13-L7-S3-Covar d.w.z. 7 Cervicale (nek)wervels, 13 Thoracale (borst)wervels, 7 Lumbale (lenden)wervels, 3 Sacrale (heiligbeen)wervels en een variabel aantal Coxygeale (staart)wervels. In de hele wervelkolom kan artrose voorkomen, zit deze om het tussenwervelgewricht dan noemen we dit spondylose of ook wel discospondylitis (ontsteking veroorzaakt door aandoening van de tussenwervelschijf (discus)). Spondylose en artrose geven vaak druk op het ruggenmerg en/of op de uittredende zenuwen met als gevolg pijn en allerlei kreupelheden. Figuur 1: Normale rug pup Aangeboren afwijkingen zijn: - Blokwervels, dit zijn geheel of gedeeltelijk met elkaar vergroeide wervels. Let wel, het heiligbeen (sacrum) is een normale blokwervel (S1 t/m S3). Blokwervels zijn niet te verwarren met door spondylose ernstig vergroeide wervels. - Vlinderwervels, dit zijn aangeboren vlindervormige wervels, vaker voorkomend bij rassen zoals de Boston Terriër en Engelse Bulldog. - Afwijkende wervels in vorm of met niet symmetrische gewrichtsvlakken en spinaaluitsteeksels (het naar boven gerichte uitsteeksel boven op de wervel), vaker betreft het hier T10 en T11. - Abnormaal aantal wervels exclusief de staartwervels. Zeer vaak betreft het hier de lendenwervels, ook wel bekend onder de 8e lendenwervel of lumbale overgangswervel en in het Engels: lumbal transitional vertebrae (LTV). Deze wervel heeft kenmerken van zowel een lenden- als van een sacrale wervel. Verder in dit artikel zullen we deze wervel L8 noemen. Er zijn zeer veel afwijkende/variabele vormen van L8, van bijna een lendenwervel via vele tussenvormen tot bijna een sacrale wervel. Soms is het nodig om alle T en L-wervels te tellen om te bepalen of er sprake is van een L8. Een zijdelings te maken röntgenfoto moet bepalen of L8 voor of achter de lumbo-sacrale hoek zit.
Cauda equina syndroom (CES) Een veel voorkomende verkregen oorzaak van rugpijn en kreupelheid is het paardenstaartsyndroom of wel cauda equina syndroom (CES). Deze afwijking geeft pijn door druk op de eindzenuwen van het ruggenmerg ter hoogte van L7-S1 en eventueel L7-L8. De belangrijkste oorzaken van CES zijn: een L8, vernauwing van het ruggenmergkanaal door onbekende oorzaak, spondylose, tumoren, discusziektes zoals hernia, kraakbeenafwijkingen aan S1 e.a. CES komt meer voor bij de grotere rassen en meer bij reuen dan bij teven, ook opvallend vaak bij de Duitse Herdershond. Het verschil bij reu en teef komt waarschijnlijk door het verschil in groeisnelheid, het gemiddeld groter zijn en door krachtiger bewegen (lees: hogere belasting van L7-S1). De belangrijkste symptomen zijn: niet willen springen, niet traplopen, moeilijk opstaan, pijn in achterwerk, gedeeltelijke verlamming van linker of rechter achterbeen, verminderde bespiering achterhand, staartverlamming en in de ergste gevallen urine en/of ontlasting incontinentie. Het “all-over” symptoom is: verergerende pijn in/aan achterwerk. NB 78% van de honden met een L8 en spondylose aan L7-L8 hebben of ontwikkelen CES. Maar 15% van de honden zonder deze afwijkingen ontwikkelen CES, en dan ook nog gemiddeld op latere leeftijd. Honden met één afwijking (L8 of spondylose) ontwikkelen in 56% CES. Diagnostiek van L8 en spondylose gaat via röntgenonderzoek. De diagnose CES wordt vaak alleen klinisch gesteld als waarschijnlijkheidsdiagnose, maar dit is te “bewijzen” met een CT-onderzoek. Een CT (computer tomografie) berekend uit röntgenopnames beelden als doorsnedes tot 3d beelden aan toe. Deze techniek is ook in onze praktijk beschikbaar.
De L8 verder besproken Een L8 kan door zijn asymmetrie een draaiing van zichzelf en van het bekken veroorzaken (zowel verticaal als horizontaal), waardoor ook de heupen links en rechts verschillend kunnen ontwikkelen (anders dan bij HD). Het is een erfelijke aandoening, in verschillende (vele) rassen voorkomend tot wel 22%. Een L8 heeft als kenmerken: het spinaaluitsteeksel is niet vergroeid met de sacrale kam (dit zijn de normaal vergroeide spinaaluitsteeksels van het heiligbeen), er is een onvolledige tussenwervelschijf tussen L8 en S1 (tussenwervelruimte is vaak vernauwd), vormvariatie in de dwarsuitsteeksels, niet symmetrische vorm van de dwarsuitsteeksels, variatie in contact tussen de dwarsuitsteeksels en bekken, verdraaiing over verticale of horizontale as en een asymmetrische verbinding tussen bekken en heiligbeen. In 50% van de L8 gevallen is L8 symmetrisch en dan is de bekken- heiligbeenverbinding ook in 82% daarvan symmetrisch. Bij een asymmetrische L8 is de bekken- heiligbeenverbinding in 50% van de gevallen symmetrisch.
Is L8 symmetrisch dan is L8 in maar 15% van de gevallen verdraaid. Is L8 asymmetrisch dan is die in 50% van de gevallen verdraaid, waarvan weer 85% verdraaid naar de kant waar L8 geheel of gedeeltelijk is vergroeid aan het bekken met zijn dwarsuitsteeksels en, om het nog ingewikkelder te maken, is dan aan die kant de bekken- heiligbeenverbinding vaak korter dan aan de andere kant. Honden met een L8 hebben veel meer risico op CES en ook gemiddeld eerder. Reuen met een L8 hebben een tweemaal groter risico op CES dan teven. Duitse Herders hebben (bouw?) sowieso een groter risico op CES, ook door het hogere percentage L8 in dit ras. Belangrijke conclusies wat betreft L8 Honden met een L8 zijn altijd ongeschikt voor de fokkerij. Honden met een niet vervormde, symmetrische en niet verdraaide L8 zijn iets minder geschikt voor sport of werk. Honden met een op een of andere manier afwijkende L8 zijn ongeschikt voor sport en werk wegens het hoge risico op (vroege) problemen zoals CES. Stel (waarschijnlijk) de L8-afwijking is erfelijk gezien recessief dan betekent dat bij 5% tot 8% lijders in de populatie er ongeveer 40% dragers zijn. Dit maakt deze afwijking tot iets om terdege rekening mee te houden in fokkerij en werk. In verband met een vroege carrièrerichting van de hond kun je al bij 7 weken oud, via een zijdelingse röntgenfoto, voor 95% zeker een L8 aantonen.
Bij ongeveer 7 maanden oud is zo goed als zeker een L8 aan te tonen via een zijdelingse foto en een foto in rugligging. Misschien een ingewikkeld verhaal, maar hopelijk voor velen van u toch een verduidelijking van deze materie. Iedereen veel succes gewenst in hobby en werk met de honden. Ondertekend door: |